Torpedobootjager Hr.Ms. Bulhond heeft een zwaar leven gehad. Toen het schip na jarenlange dienst in voormalig Nederlands-Indië in 1927 werd verkocht, was het compleet ópgevaren. De Bulhond was een van de acht torpedobootjagers die tussen 1910 en 1913 voor de Koninklijke Marine werden gebouwd. Zes van de acht schepen uit deze Wolfklasse of Roofdierklasse werden gebouwd door De Schelde. De schepen deden allemaal dienst in de Oost. Ron van Maanen, Senior Informatiebeheerder bij het Zeeuws Archief in Middelburg en kenner van het Schelde-archief dat daar wordt bewaard, kan mooi vertellen over de Bulhond.

Torpedobootjagers zijn eigenlijk uitgevonden om torpedoboten uit te kunnen schakelen, vertelt Ron. Rond pakweg de tweede helft van de negentiende eeuw waren torpedoboten nog vrij primitief en niet heel doeltreffend bewapend. “Deze kleine en snelle bootjes waren uitgerust met een lange houten staaf op de voorplecht met een explosief eraan en als je daarmee een vijandelijk schip ramde, was het maar de vraag of je eigen bootje nadien nog heel was”, vertelt Ron beeldend. “Maar de bewapening van torpedoboten werd gaandeweg beter en effectiever.”

Torpedobootjager Hr. Ms. Bulhond (bouwnr. 140) werd op 20 november 1911 op stapel gezet en afgeleverd op 5 augustus 1912. Torpedobootjager Hr. Ms. Bulhond (bouwnr. 140) werd op 20 november 1911 op stapel gezet en afgeleverd op 5 augustus 1912.

“Daardoor werden ze op den duur toch echt een gevaar voor grote Marineschepen. De bootjes werden steeds sneller en wendbaarder; als haaien rond een drenkeling cirkelden ze om die grote schepen heen. Er ging dus allengs steeds meer dreiging van uit. Hierop moest een antwoord komen, en dat kwam er, in de vorm van destroyers, oftewel torpedobootjagers, een nieuw type Marineschip dat letterlijk op torpedoboten joeg en deze met kanonvuur, en in latere jaren met een combinatie van kanonvuur en torpedo’s, trachtte te vernietigen.” De Koninklijke Maatschappij De Schelde in Vlissingen mocht vanaf 1910 zes schepen van dit type bouwen.

In totaal had het toenmalige Departement van Marine er acht besteld, twee ervan werden er gebouwd door de Rotterdamse werf Fijenoord. De Wolfklasse zoals de serie officieel heette – maar ze zijn vooral bekend geworden als Roofdierklasse – bestond uit de destroyers Hr.Ms. Wolf (1910), Hr.Ms. Fret (1910), Hr.Ms. Bulhond (1911), Hr.Ms. Jakhals (1912), Hr.Ms. Lynx (1912), Hr.Ms. Hermelijn (1913), Hr.Ms. Vos (1913) en Hr.Ms. Panter (1913). De laatste twee werden gebouwd door Fijenoord. “De destroyer was eigenlijk een Britse uitvinding en de destroyers die De Schelde en Fijenoord bouwden waren dan ook een Brits ontwerp”, vertelt Ron.

Op de Noordhelling in aanbouw Pontianak (bouwnummer 144, later herdoopt Deli) en in afbouw torpedobootjagers Hr. Ms. Bulhond (bouwnr. 140) en Hr. Ms. Jakhals (bouwnr 141). Op de Noordhelling in aanbouw Pontianak (bouwnummer 144, later herdoopt Deli) en in afbouw torpedobootjagers Hr. Ms. Bulhond (bouwnr. 140) en Hr. Ms. Jakhals (bouwnr 141).

“Het bestek en de tekening kwamen van de toen bekende Engelse werf Yarrow. Ook voor de opvolgers van de Wolfklasse, de torpedobootjagers van de Admiralenklasse uit de jaren twintig, maakte De Schelde gebruik van een Brits ontwerp.” Maar de keuze voor een Brits ontwerp voor de Wolfklasse zal volgens Ron ook te maken hebben gehad met de nauwe contacten die De Schelde van oudsher had met Engelse en ook Schotse scheepsbouwers. Eerder had de Vlissingse werf bijvoorbeeld torpedoboten gebouwd die bijna een exacte kopie waren van bestaande Engelse modellen.

"Hr.Ms. Bulhond is in Indië zeer intensief gebruikt en is letterlijk ópgevaren. Het schip voer voortdurend van hot naar her.” Ron van Maanen

De Bulhond werd op 1 augustus 1910 besteld door het Departement van Marine. Er zou 872.950 gulden (ruim 396.000 euro) voor worden betaald. De bouw van het zeventig meter lange schip verliep zonder problemen en volgens planning werd de destroyer op 20 december 1911 te water gelaten. Op 6 juni 1912 begon het schip aan haar proefvaart en 29 augustus vertrok Hr.Ms. Bulhond naar de Oost. Net als de zeven andere destroyers, werd de Bulhond aangedreven door kolengestookte motoren. Ron: “De schepen van de Wolfklasse waren speciaal gebouwd om dienst te doen in de Oost, voor de Nederlands-Oost-Indische Defensie zoals het officieel heette.”

“Maar achteraf heb ik soms het idee dat ze niet helemaal geschikt waren om onder tropische omstandigheden te worden ingezet. Vanaf het moment dat de Bulhond in Indië aankwam, moesten er reparaties, herstellingen en vertimmeringen aan het schip plaatsvinden. Sommige schepen van de serie kregen ook problemen met de machines.” Hr.Ms. Bulhond heeft een zwaar leven gehad, weet Ron. “Het schip dat ruimte bood aan een 84-koppige bemanning is in Indië zeer intensief gebruikt en is letterlijk ópgevaren. Het voer voortdurend van hot naar her.”

Triple expansiemachine nrs. 279-280-281-282 bestemd voor de torpedobootjagers Hr. Ms. Bulhond en Hr. Ms. Jakhals. Triple expansiemachine nrs. 279-280-281-282 bestemd voor de torpedobootjagers Hr. Ms. Bulhond en Hr. Ms. Jakhals.

“Op een gegeven moment was het tot de draad versleten. In 1927, zestien jaar na de indienststelling, is Hr.Ms. Bulhond uiteindelijk verkocht, voor 550 gulden. Maar toen had het schip al een paar jaar liggen te verroesten in een Marinebassin in Surabaya. Saillant detail is, dat de koper die dit bedrag neertelde een Japanner was… Want een van de directe aanleidingen eertijds voor Nederland, of eigenlijk het hele Westen, om zijn Marinevloot te vernieuwen en te versterken door onder meer torpedobootjagers aan te schaffen, was de Russisch-Japanse oorlog van 1904-1905.”

“De Russische Marine werd in die oorlog verpletterend verslagen door de Japanse zeemacht. Dat was een wake-up call voor landen als Nederland, Engeland, Frankrijk, Duitsland, Portugal en de VS, die allemaal kolonies hadden in de Oost. Die beseften opeens dat Japan een Marine had die je maar beter niet kon onderschatten.”

 

Op 6 juni 1912 begon Hr.Ms. Bulhond aan haar proefvaart en op 29 augustus vertrok het schip uit Vlissingen naar Indonesië. Op 6 juni 1912 begon Hr.Ms. Bulhond aan haar proefvaart en op 29 augustus vertrok het schip uit Vlissingen naar Indonesië.

Waarom werden eigenlijk niet alle acht torpedobootjagers van de Wolfklasse bij De Schelde gebouwd? Dat had volgens Ron te maken met een geheime deal, die de Vlissingse werf en Fijenoord in 1904 hadden gesloten over de bouw van torpedoboten en destroyers. De twee scheepswerven wilden met deze overeenkomst voorkomen dat ze zodanig tegen elkaar zouden opbieden om een order in de wacht te slepen, dat de prijs uiteindelijk zó hoog zou worden dat de Koninklijke Marine naar een buitenlandse bouwer zou uitwijken. In de deal werd vastgelegd dat als een van de twee werven de order zou krijgen, de winst onderling zo veel mogelijk zou worden verdeeld. In het geval van de order voor de Wolfklasse betekende dit, dat Fijenoord twee van de acht schepen mocht bouwen.

Torpedobootjagers fungeerden niet alleen als escorte van grote Marineschepen, maar ook als gewapende geleide van koopvaardij konvooien op de oceaan, vertelt Ron. “Naast het uitschakelen van torpedoboten werden ze ook gebruikt om grote vijandelijke schepen aan te vallen en te vernietigen. De acht schepen van de Wolfklasse hebben in 1914 meegedaan aan een grote militaire oefening in Nederlands-Indië, waarbij de schepen als duo’s ’s avonds en ’s nachts schijnaanvallen uitvoerden op het Nederlandse kustverdedigingsschip Hr.Ms. Hertog Hendrik.”

Hr.Ms. Bulhond in de Dokhaven te Vlissingen met op de achtergrond de Houtkade met het stadhuis. Hr.Ms. Bulhond in de Dokhaven te Vlissingen met op de achtergrond de Houtkade met het stadhuis.

“In 1924 heeft Hr.Ms. Bulhond nog meegedaan aan een zoekactie in de Straat Karimata en de Noordelijke Javazee naar een vermist schip, de Sari Borneo. De Bulhond was geschikt om watervliegtuigen te vervoeren en heeft tijdens die zoektocht zo’n watervliegtuig aan boord gehad.” Het schip heeft volgens Ron bovendien een staaltje maatschappelijke inclusiviteit avant la lettre op zijn naam staan. “De officieren, onderofficieren en kanonniers aan boord waren allemaal Europeanen, de matrozen waren ‘inlanders’, zoals de oorspronkelijke inwoners van Nederlands-Indië destijds werden genoemd. In 1915 was besloten dat ook inlanders de opleiding tot kanonnier mochten volgen.”

“Het ging om inwoners van het eiland Menado. Die werden geplaatst op Hr.Ms. Bulhond en Hr.Ms. Jakhals. Bij het schijfschieten bleken die net zo goed te scoren als de Europese kanonniers. Er was één verschilletje: de Europeanen kregen bovenop hun soldij een premie van tussen de 25 en 35 gulden per halfjaar, maar de inlanders kregen zo’n premie niet. De Europese officieren hebben toen besloten om die premie voor een deel uit eigen zak aan de inlanders te betalen.”